Er is veel over limericks geschreven sinds deze aan het eind van de 19de eeuw in Engeland in de mode kwamen. Het begon met onnette parodieën op de nonsens-versjes van Edward Lear en eindigde met ware rages, ook in Nederland, waarbij de nette en de onnette varianten steeds naast elkaar bleven staan. Ik heb zelf ook een boekje geschreven (1988), waar ik qua eigen werk niet meer geheel achter sta. De beste gids voor de Engelse limericks lijkt me die van E.O. Parrott (Penguin, 1983).

Ook limericks-met-plaatjes zijn niet nieuw. Ik wijs op de leuke bundel Strip Limerick van Eli Asser en Dik Bruynesteyn (1988). Mijn eigen benadering, een soort html-collage, is voor veel verbetering vatbaar, maar de limericks zélf deugen, hoop ik.

Over de techniek zijn de meningen verdeeld. Behalve in een jambische limerick (die in het Nederlands goed kan), gaat het om het metrum ta ta TA (een anapest), dat tijdens het hele vers wordt volgehouden. Dat is de hoofdregel.
De regels een, twee en vijf rijmen op elkaar. De regels drie en vier zijn korter. De eerste regel mag ook met ta TA beginnen; zo ook de andere regels na een mannelijk ('staand') rijm. In zulke gevallen wordt de gelijkheid van het aantal lettergrepen in de regels 1, 2 en 5 resp. de regels 3 en 4, als het ware belangrijker geacht dan het dóórlopen van de anapesten. Je zou kunnen zeggen dat er dus een korte en een langere variant van de versvorm bestaat. In schema (naar Dietze, 1977):


Beide typen zien we in de meeste bloem-lezingen naast elkaar. Een vaste vorm voor het rijm (vrouwelijk in de lange regels, mannelijk in de korte) is niet verplicht.