naar index van Geen Kunst




Gouden oogst van lange jaren
buigt geen schappen in mijn schuur.
Bric-à-brac kon ik vergaren,
heel de rest was mij te duur.
Lusten komen tot bedaren,
mokkend, oud en uitgewoed.
't Lijf wordt zuinig met gebaren,
voelt het stollen van het bloed.

Nee, de dood zal mij niet sparen,
't hoort erbij, een stervensuur.
Wie zal van mijn lijf of geest
souvenir of flard bewaren?
Hemelpracht noch hellevuur!
't Is al mooi genoeg geweest.



Circa 1982
Nolde, 1917.