naar index van Geen Kunst




Een weerloos houten kistje op mijn schouw
houdt al wat rest van 't lieve ouderpaar,
een dode, onherdachte man en vrouw.
Geen zerk of harde urn voor hem en haar.

Allang vergaan, niet eens gestold tot steen,
alleen papieren woorden in wat brieven
van langer heen dan Krijt of Pleistoceen,
uit hun verstomde hemel van gelieven.

Toen sneed hun levensvlam door merg en been,
en kwam in mij opnieuw een wereld klaar,
gelast met zaad en lust, in zweet en trouw.

Het vuurtje in mijn haard likt om zich heen.
Ik hoor de tongen smachten, luister maar,
een hese fluistering - waar blijf je nou?

12-9-2002
Hiroshige.